Bouwvakkers zijn bij ons bezig met een verbouwing. Degenen die daar mee bekend zijn weten wat dat betekent: een hoop troep en stof, een ongeregelde bende, een hoop onrust en herrie, etc. Maar daarover wilde ik het hier niet hebben. Alhoewel, wel een beetje over dat laatste, de herrie. De bouwvakkers hebben knalhard Radio 2 aanstaan die ‘de week van de jaren zestig’ uitzendt. Onbedoeld geniet ik mee van de klassiekers en onverwacht roepen enkele nummers heftige emoties bij me op, sommige snijden me als het ware door de ziel. Dat brengt me in verwarring en daar reageert de ratio natuurlijk weer op: ‘is het jeugdsentiment, de pijn van het ouder worden, of iets anders. Al snel dendert de denkfabriek op volle toeren. Kennelijk heeft de muziek ook invloed op mijn dromen, want daar verschijnen oude klasgenoten, oude vrienden en situaties uit mijn tienertijd, niet altijd even leuk. Iedere dag krijg ik weer een nieuwe stortvloed van de Hollies, Golden Earrings, Creedence Clearwater Revival, Sir Douglas Quintet, the Cream, Armand, Them, Stones, Jimi Hendrix, etc., etc. over me heen. Ik raak steeds meer gespannen en nerveus en val onbedoeld boos uit tegen iemand of loop bij de bouwvakkers vandaan omdat ik mijn tranen niet kan bedwingen. Er maar even uit stappen dan, naar de sauna. In de sauna ben ik ook zoals altijd ‘serieus’ bezig: lang in de cabine, meerdere rondes achter elkaar. Als ik in de sauna lig zie ik als het ware de golven gedachten die uit mijn hoofd erupteren. Ik kijk er naar en laat het maar gaan, die ongebreidelde stroom. In de loop van de dag nemen de gedachtestromen af, maar word ik er niet rustiger op. Dan moet ik me toch nog naar huis haasten, want er komt bezoek. Thuisgekomen belt het bezoek af. In plaats van rust loopt mijn innerlijke spanning hierdoor op. Dan maar muziek op, als vanzelf ‘sixties’. Verdriet, kippenvel, pijn, schaamte, kwetsbaarheid, schuld, opwinding en verwarring buitelen over elkaar heen en dringen om een 1ste plek voor de aandacht.
Wat kan muziek toch veel met me doen. Dat geldt voor meer mensen weet ik want muziek is een abstracte universele taal. Volgens mij luisteren 75% van de mensen niet naar de teksten, ook al zingen ze die mee. Bij muziek gaat het meer om een expressie van het gevoel, een emotie. Een oude yogi vertelde mij eens dat een muziekstuk op zich steeds hetzelfde blijft, maar eerst vond je het nieuw, toen mooi, vervolgens ontroerend, je kon jezelf er helemaal in kwijt of in uit leven en dan neemt de kracht af en wordt het muziekstuk een mooie herinnering. Dat herken ik ook bij mezelf. In bepaalde perioden vond ik bepaalde muziek ‘helemaal te gek’, in een andere periode weer heel andere muziek. Dat betekent niet dat die muziek ‘slechter’ is geworden. Maar ik was klaar met de emotie die ik middels die muziek naar boven haalde en tot uiting bracht. Betekent dit dat de ‘sixties’ muziek onverwerkte emoties naar boven haalt?
Dan schieten mijn gevoelens en gedachten weer naar mijn tienertijd. De lange eenzame tochten op mijn fiets om de kranten te bezorgen. Een transistorradio in de fietstas of op het stuur: ‘Veronica’ of ‘Noordzee’. Middelbare schooltijd, mijn god wat was ik een naïef provinciaaltje. Pijnlijke momenten, maar ook de vrijheid, het ontdekken. Ineens zie ik: toen was ik al eenzaam en bang, alles onder controle, liet me nooit helemaal gaan. Voelde me in vele situaties geblokkeerd. De herinneringen komen nu achter elkaar naar boven. Door alle gevoelens heen die dit met zich meebrengt begint er zich iets te roeren, dan wordt het stil en ineens is daar het besef: wat heb ik die periode, de tienertijd, onbewust beleefd!
Dan komen de herinneringen weer op gang, met bijbehorend gevoel van ongemak. Maar ook het besef dat dit alles kennelijk in deze tijd past waar oude emoties opgeroepen en verwerkt kunnen worden. Ik ervaar verscheurdheid: een kracht die me naar binnen wil trekken en een kracht die dat maar niks vindt en me met alle kracht naar buiten wil trekken. Dat vraagt ook om bewustzijn en verdieping. Mijn pendel geeft de volgende teksten aan om te gaan lezen:
‘God komt niet uit de hemelen omlaag om jou te bevrijden van een wereld van eigen makelij, waarom zou hij je weghalen van de plek die je zelf hebt verkozen? God komt tot je doordat je een accepterend gebaar maakt jegens je ego-denken met al zijn beangstigende ingebeelde ideeën. Hij komt tot je door je liefde en mededogen voor de gekrenkte mens in jou en om je heen. Hij komt tot je wanneer je je bukt om de donkere vleugels in de armen te sluiten die rondzwerven voor de deur van je angst. Die vleugels zullen je geen pijn doen. Ze zullen je niet van je onschuld beroven, hoe onheus je ook behandeld mocht zijn of gehandeld kunt hebben. Kijk door de duistere vermomming heen en nestel je in de warmte van die vleugels. Er is daar een deur die je recht naar je hart brengt.
Je kunt niet bij God komen wanneer je niet door de ‘donkere nacht van de ziel’ gaat. Al je angst en je schaamte moeten worden opgewekt.
Al je gevoelens van afgescheidenheid moeten omhoogkomen om genezen te kunnen worden. Hoe kun je nu verrijzen uit de as van je ellende zonder je ellende toe te geven? Als je doet alsof er geen sprake is van een kwetsuur, kun je nog niet met je spirituele ontwikkeling beginnen. Ontken niet dat het pijn doet. Laat je pijn tot je doordringen. Het is niet wat het lijkt. Wanneer je de moed hebt de muur van je angst te benaderen, verandert die in een poort. Ga die poort door. Ik wacht je op aan de andere kant.’ (uit: ‘Ik ben de Poort’, Paul Ferrini)
‘Weet dat je bent! En het is een voldongen feit dat ‘meditatie’ bij je van je en in je is. Het moet zijn waar jij bent. Het kan niet buiten je zijn. Aldus ben je het centrum van ‘meditatie’ en dat is het Hart. Alleen met betrekking tot het lichaam krijgt het een plaats aangewezen. Waar ben jij? Jij bent in het lichaam en niet daarbuiten. Hoewel je het hele lichaam vult, weet je toch dat er een centrum is waar al je gedachten beginnen en waarin ze weer verzinken. Zelfs wanneer de ledematen worden geamputeerd, of wanneer je zintuigen niet meer werken, ben je er toch nog. Dus moet je erkennen dat er een centrum van bewustzijn is. Dat wordt het Hart genoemd. Het ‘Hart’ is slechts een andere naam voor het ‘Zelf’. Er rijzen alleen twijfels wanneer je jezelf vereenzelvigt met iets wat tastbaar en fysiek is Het Hart is geen denkbeeld, noch een object om op te mediteren, maar als de zetel van meditatie is het het Zelf en staat op zichzelf.
De al-immanente God woont in het Hart. Wonen ook wij niet op een plek? Zeg je niet dat je in je lichaam bent? Zo wordt er ook van God gezegd dat hij in het Hart woont. Het Hart is geen plaats. Gods woonplaats krijgt een naam omdat we denken dat we in het lichaam zijn. Dit soort onderricht is bedoeld voor mensen die alleen relatieve kennis kunnen begrijpen. Omdat God overal immanent is, heeft God geen woonplaats. Omdat we denken dat we in het lichaam zijn, geloven we dat we worden geboren. In onze diepe slaap denken we echter niet aan het lichaam, aan God, of aan een methode om het Zelf te realiseren. Maar wanneer we wakker zijn, houden we ons vast aan het lichaam en denken we dat we ons erin bevinden. ‘Paramatman’ is datgene waaruit het lichaam wordt geboren, waarin het leeft en waarin het zich ontbindt. Wij denken echter dat we binnen in het lichaam wonen, vandaar dat een dergelijk onderricht wordt gegeven. Het onderricht komt neer op: ‘Kijk in jezelf.’ Het Hart is niet iets fysieks. Je moet niet op de rechterkant of op de linkerkant mediteren. Je moet op het Zelf mediteren. Iedereen weet: ‘ik ben’. Wie is het ‘ik’? Het is noch in je noch buiten je, noch rechts, noch links. ‘Ik Ben’, dat is alles. Het Hart is het centrum waaruit alles voortkomt. Omdat je nu de wereld, het lichaam enzovoort ziet, zeg je dat voor dit alles een centrum bestaat, dat het Hart wordt genoemd. Maar wanneer je inderdaad in het Hart bent, is het noch in het centrum, noch aan de omtrek, omdat er dan niets anders is’. (uit: Gesprekken met Sri Ramana Maharshi, Paul Brunton)
Nog steeds komen de herinneringen met de bijbehorende ongemakkelijke gevoelens. Maar het is net alsof ik in het klein ‘achter mezelf’ sta, en naar mijn grote lichaam kijk met alles wat zich daarin afspeelt. Een vreemde gewaarwording. Langzaam wordt het rustiger. Dan komt er iets anders naar voren, het besef: ik ben eigenlijk een ‘wereldverbeteraar’ een ouwe hippie, ik heb altijd goede bedoelingen gehad. Door mijn eigen gekwetstheid is dat er lang niet altijd en niet altijd op de goede manier uitgekomen, maar dat is wel mijn kern. Ha, een ouwe hippie!
Zonder er oog voor te hebben liep ik steeds meer vast in mijn leven, in allerlei gewone dagelijkse bezigheden, waarvan ik dacht dat het nou eenmaal zo zou moeten blijven gaan, dat hoorde zo. Die oude ‘hippie-energie’ geeft mij hernieuwde kracht om me daarvan los te maken met speelsheid, humor, zachtheid, intuïtie en creativiteit. Ik krijg oog voor waar ik wezenlijk door aangeraakt werd, wordt en nog veel meer aangeraakt zou willen worden. En dingen doen waar ik ‘blij’ van word, de speelse invallen uitvoeren die ik in het verleden vaak niet heb kunnen volgen. Hé, de wereld ziet er zo wel anders uit. Peace man!